Waarnemingen van....Klaas Zondervan

Erfgenamenonderzoek: de kern van de zaak

Familie kun je niet kiezen
“Familie kun je niet kiezen”, zegt men weleens. En dat is zeker waar!
Mochten uw ouders ervoor hebben gekozen om een broer of zus op de wereld te zetten, dan kunt u daar weinig aan doen. Hij of zij is een bloedverwant van u die levenslang rondloopt met een stukje DNA identiek aan het uwe. Voor sommigen is dat heel fijn, maar voor anderen is het een bron van narigheid.


Wat een feest!
Nederland heeft onlangs “Nationale Broer en Zus-dag” gevierd en op 30 september 2019 werd ter zake een opmerkelijk artikel door Hart van Nederland gepubliceerd.
“1 op de 10 Nederlanders wil broer of zus inruilen” luidt de titel. Het artikel beschrijft een studie waaruit blijkt dat van de “ruim 1000 ondervraagden” net onder de 20 procent ruzie heeft met een broer of zus.
Hoewel de studie suggereert dat men rond het 65ste levensjaar de familiale banden wil versterken, heeft niettemin “17 procent van 65-plussers geen contact meer met hun broer of zus”.

Binnen het notariaat zal dit artikel weinig nieuws aan het licht brengen. De niet zelden fragiele band tussen broers en zussen wordt danig op de proef gesteld tijdens het afwikkelen van een nalatenschap. Zoals de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar François Mauriac (1885-1970) in 1953 al schreef:
“Beproeving toont nooit het gezicht dat we verwachten”, waarvan akte!

Als het om pecunia gaat kunnen wezenlijk tegenstrijdige belangen al snel leiden tot een onherstelbare kloof in de relatie tussen broer en zus. Regelmatig gaat dit gepaard met de oprakeling van ‘oud zeer‘, van tijdens het leven van vader of moeder stilgezwegen verwensingen en gecumuleerde onderhuidse irritaties, die opdoemen als dei ex machina.

Reün- en ruzietjes
Als erfrechtelijk onderzoeker ligt het op mijn pad om bloedverwanten weer bij elkaar te brengen. Dat gebeurt vaker in mijn stamboomsoftware dan in de echte wereld, maar zo nu en dan maakt een (postume) reünie juist deel uit van het onderzoek. Een onderzoek dat mij is bijgebleven betreft de nalatenschap van meneer H. uit Amsterdam.

Begin 2019 kreeg ik van een Nederlandse notaris de opdracht om vast te stellen wie de erfgenamen zijn van een in 1929 in de Verenigde Staten geboren, vervolgens in Amsterdam als Nederlander overleden man van Joodse afkomst. Slechts de namen van zijn ouders waren mij op dat moment bekend.

De notaris leverde daartoe de nodige stukken aan. Vermoedelijk ging het om een nalatenschap ab intestaat; in Nederland was er geen testament, maar het stond nog niet vast dat er ook in de Verenigde Staten geen testament was opgemaakt.

Dat zijn erfgenamen in de Verenigde Staten gezocht moesten worden werd sterk vermoed, aangezien erflater – wiens levensstijl afweek van wat in de jaren van zijn jeugd door de samenleving als acceptabel werd beschouwd – ten tijde van zijn overlijden voor zover bekend gehuwd was noch kinderen had. Het onderzoek nam nog diezelfde dag een aanvang en leidde mij al snel naar de huishoudens zoals die in de tienjaarlijkse volkstellingen in de Verenigde Staten worden bijgehouden; in dit geval betrof het de volkstelling van 1940. Erflaters achternaam is een veelvoorkomende dus ik had weinig hoop precies dit gezin te zullen aantreffen, maar ik had mazzel(tov).
In 1940 woonde de familie H. in Queens, New York. Het gezin bestond uit de ouders en twee kinderen; twee broers, waarvan erflater de oudste was. Het jongste kind was in 1940 zes jaar oud, hetgeen betekende dat hij omstreeks 1934 geboren moest zijn en dus best nog eens in leven zou kunnen zijn.

Een postume reünie
Na een kleine zoektocht vond ik het adres en telefoonnummer van de broer. Gelet op het tijdsverschil, besloot ik pas de volgende dag een poging te zullen doen hem telefonisch te bereiken. Zodoende had ik daags daarna zowaar meneer H. aan de lijn, die direct beaamde dat erflater zijn broer was. Hoewel ik natuurlijk droevig nieuws moest overbrengen, was hij vooral heel erg blij dat ik contact met hem had opgenomen. Uiteraard betreurde hij het overlijden van zijn broer, maar het deed hem goed te vernemen wat er van hem geworden was.

Erflater bleek namelijk na een ruzie met zijn ouders – te maken hebbende met voormelde levensstijl – het ouderlijk huis te hebben verlaten en nadien nooit meer van zich te hebben laten horen. Meneer H. was jarenlang naar hem op zoek geweest, maar het was hem niet gelukt zijn broer te vinden.

Het was mijn voorrecht hem iets te mogen vertellen over de levensloop van zijn broer en op deze manier een postume reünie tot stand te brengen. Zo had zijn broer zich bekeerd tot het christendom en had hij enige tijd in Israël gewoond, maar ook in Oostenrijk en diverse andere landen.
Hij was aanvankelijk werkzaam in de financiële sector en vervolgens in het hoger onderwijs. Een bewogen leven, waardig om deze column aan op te dragen.

Meneer H. vond troost in de wetenschap dat de broer die hij jarenlang had moeten missen, een goed leven in Nederland heeft gehad.